Deze expert opinion is geschreven in het kader van de prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep van 16 maart 2015 in de zaak Chavez-Vilchez en anderen (C-133/15) over de interpretatie van artikel 20 VWEU. De Centrale Raad wil onder meer weten of uit dit artikel een verblijfsrecht volgt voor een derdelander, die de dagelijkse en daadwerkelijke zorg heeft voor zijn minderjarige kind, dat onderdaan van die lidstaat is. Deze expert opinie betoogt aan de hand van de jurisprudentie van het Hof van Justitie over artikel 20 VWEU en artikel 21 VWEU dat de uitzetting van een verzorgende derdelander ouder ertoe leidt dat de minderjarig Unieburger het effectief genot van zijn rechten als Unieburger wordt ontzegt omdat hij feitelijk gedwongen wordt het grondgebied van de Unie te verlaten. Mogelijk zal het Hof van Justitie het standpunt innemen dat de minderjarige Unieburgers niet feitelijk gedwongen worden het grondgebied van de Unie te verlaten als hun moeders geen verblijf en/of voorzieningen wordt toegestaan, vanwege de aanwezigheid van de Nederlandse vaders. In dat geval wordt het Hof verzocht uit te leggen hoe het effectief genot van Unierechten zich verhoudt tot het genot van fundamentele rechten door de minderjarige Unieburger. De minderjarige Unieburgers zullen immers alleen op het grondgebied van de Unie kunnen blijven, wanneer dit gepaard gaat met een gedwongen scheiding van hun moeders of met een onzeker leven in de illegaliteit onder de armoedegrens. Deze expert opinie bespreekt aan de hand van jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake het recht op gezinsleven dat scheiding van moeder en kind een schending oplevert van de fundamentele rechten van de minderjarige Unieburger waardoor niet langer sprake kan zijn van effectief genot.
Migration Law Clinic Expert opinion prejudiciële vragen CRvB Chavez Vilchez C-13315 def
Expert Opinion Migration Law Clinic Chavez-Vilchez and Others C-13315 executive summary
Het Hof van Justitie oordeelde op 10 mei 2017 grotendeels in lijn met de expert opie. Het overwoog dat bij de beoordeling of een kind (Unieburger) genoopt zou zijn het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten de omstandigheid dat de andere ouder (Unieburger), daadwerkelijk alleen de dagelijkse daadwerkelijke zorg voor het kind kan en wil dragen, relevant is, maar niet volstaat om te kunnen vaststellen dat er tussen de ouder (derdelander) en het kind niet een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat het kind in geval van een dergelijke weigering het grondgebied van de Unie zou moeten verlaten. Om tot een dergelijke vaststelling te komen moeten, in het hogere belang van het kind, alle betrokken omstandigheden in de beschouwing worden betrokken, meer in het bijzonder de leeftijd van het kind, zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de mate van zijn affectieve relatie zowel met de ouder die burger van de Unie is als met de ouder die onderdaan van een derde land is, evenals het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan indien het van deze laatste ouder zou worden gescheiden.
Daarnaast staat artikel 20 VWEU er niet aan in de weg dat een lidstaat aan het verblijfsrecht op zijn grondgebied van een derdelander ouder van een minderjarige Unieburger, voor wie hij dagelijks daadwerkelijk zorgt, de verplichting verbindt dat die derdelander de gegevens verschaft die aantonen dat het kind bij een weigering om een verblijfsrecht toe te kennen aan de derdelander ouder het effectieve genot van de essentie van de aan de status van burger van de Unie ontleende rechten zou worden ontzegd doordat het genoopt zou zijn het grondgebied van de Unie in zijn geheel te verlaten. Het is echter aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat om aan de hand van de door de onderdaan van een derde land verschafte gegevens het nodige onderzoek te doen teneinde, gelet op alle omstandigheden van het geval, te kunnen beoordelen of een weigering dergelijke gevolgen zou hebben.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Szpunar van 8 september 2016 is hier te vinden.